Gerechtshof Den Haag, 13-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:693, 200.334.925/01 en 200.334.925/02
Gerechtshof Den Haag, 13-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:693, 200.334.925/01 en 200.334.925/02
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 maart 2024
- Datum publicatie
- 30 april 2024
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2024:693
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2023:10477, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 200.334.925/01 en 200.334.925/02
Inhoudsindicatie
‘Vervangende toestemming islamitische/openbare basisschool (en buitenschoolse opvang). Vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking.
Het hof is van oordeel dat de minderjarige recht heeft op, en belang heeft bij het volgen van neutraal onderwijs op een openbare basisschool, zonder religieuze inslag, en dat zij niet dient te worden ingeschreven op een islamitische buitenschoolse opvang. Openbaar onderwijs staat immers open voor alle kinderen en heeft geen specifieke religie die als leidend wordt gezien. De minderjarige krijgt bij deze vorm van onderwijs ruimte voor het vormen van haar eigen geloofsbelijdenis. Hierdoor worden beide ouders in staat gesteld om hun geloofsbelijdenis ieder op hun eigen wijze met de minderjarige te delen, zonder dat de minderjarige op school te veel wordt gestuurd in een richting van één bepaalde uiting van die geloofsbelijdenis. Verder ziet het hof het als de verantwoordelijkheid van de vader dat het door de minderjarige volgen van niet-islamitisch onderwijs ook door zijn familie wordt geaccepteerd en dat deze keuze geen gevolgen heeft voor de plek van de minderjarige binnen de familie. Tot slot benadrukt het hof dat het naleven van de islam en de bijbehorende normen en waarden kan worden opgevat als een levenswijze. Het volgen van onderwijs op een openbare school staat daaraan op geen enkele wijze in de weg.’
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.334.925/01 en 200.334.925/02
rekestnummer rechtbank : FA RK 23-2949
zaaknummer rechtbank : C/09/646466
beschikking van de meervoudige kamer van 13 maart 2024
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Toughza te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Bouddount te Weesp.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de raad.
1 Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 6 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).
2 Het geding in hoger beroep
De vader is op 5 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder heeft op 10 januari 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De vader heeft op 30 januari 2024 een verweerschrift incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij het hof is verder op 4 januari 2024 een journaalbericht van de zijde van de vader van diezelfde datum met bijlage ingekomen.
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat
De raad is, zoals aangekondigd bij brief van 25 januari 2024, niet ter zitting verschenen.
De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnotitie overgelegd.
3 De feiten
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
Bij vonnis in kort geding van 23 maart 2023 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op één van de door haar in de dagvaarding genoemde openbare peuterspeelzalen, kinderopvangcentra en basisscholen. Verder is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op één van de door hem in de conclusie van eis in reconventie genoemde islamitische peuterspeelzalen, kinderopvangcentra en basisscholen.