Home

Rechtbank Den Haag, 11-06-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8969, 09/283813-23

Rechtbank Den Haag, 11-06-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8969, 09/283813-23

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 juni 2024
Datum publicatie
11 juni 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:8969
Zaaknummer
09/283813-23

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft zich, als volksvertegenwoordiger, schuldig gemaakt aan opruiing tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, op twee verschillende momenten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de tijd van 200 uren. De rechtbank heeft het beroep op artikel 10 EVRM verworpen.

Uitspraak

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/283813-23

Datum uitspraak: 11 juni 2024

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,

BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 mei 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. Veldhuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. B. Ivanov-Petkova naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1

hij, op 2 juli 2022 te Tuil, gemeente West Betuwe in het openbaar, mondeling, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en/of tot enig strafbaar feit heeft opgeruid,

door in een speech op een openbare bijeenkomst, onder meer het volgende te zeggen:

“Maar wat ook wel van belang is om ons even te realiseren, is dat het ook niet altijd gezond is in een democratie als er een taboe rust op het gebruik van geweld. (…) En een taboe op geweld, wat er op dit moment in de samenleving rust, terwijl de staat het geweldsmonopolie heeft, kan er ook voor zorgen dat de staat nooit iets te vrezen heeft. (…) En vergeet ook niet, zelfs in ons huidige wetboek van strafrecht is een uitzondering gemaakt op het verbod van het gebruik van geweld. Artikel 41 van het wetboek van strafrecht bepaalt dat het is toegestaan om geweld te gebruiken als dat noodzakelijk is om je eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed te beschermen tegen een wederrechtelijke aanranding. (…) En ik denk ook dat het belangrijk is om die strijdlustigheid wel te laten zien, die strijdbaarheid, want

uiteindelijk kan en mag het nooit zo zijn dat de boeren zich als makke lammetjes van hun grond gaan laten verdrijven. Nooit. En, helemaal nooit inderdaad. (…) onderaan de streep hebben we ook allemaal het recht van opstand. (…) als die overheid dat geweldsmonopolie misbruikt tegen de eigen bevolking, dan hebben we niet meer te maken met een goedaardige overheid, maar met een kwaadaardige, tirannieke overheid die moet vallen, die weg moet”.

2

Hij, in of omstreeks de periode van 10 oktober 2022 tot en met 13 november 2022 te ’s-Gravenhage en/of in Nederland en/of in België, in het openbaar, mondeling, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en/of tot enig strafbaar feit heeft opgeruid,

door in een interview op YouTube, onder meer het volgende te zeggen:

“Plus dat ik denk ja wat wij hier in het parlement doen heeft als zodanig geen zin, de

demonstraties hebben als zodanig geen zin. (…) het is in het verleden in de geschiedenis vaker gebeurd natuurlijk dat regimes die zich echt tiranniek gingen gedragen, op enig moment toch ten val werden gebracht door de bevolking. Want wij hebben wel de aantallen uiteindelijk, en ik denk wel dat als die massa zo groot wordt en bij wijze van spreken echt omslaat in een revolutionaire beweging, die zich natuurlijk heel duidelijk onderscheid van een protestbeweging (…) Maar een revolutionaire beweging waarbij het zo urgent wordt voor mensen die niks meer te verliezen hebben, dat ze bij wijze van spreken naar het parlement trekken en zeggen: wij gaan hier gewoon niet meer weg, totdat de regering weg is. Waarbij helaas het verleden, en tal van andere voorbeelden wereldwijd, laten zien dat daar vaak ook slachtoffers bij vallen, soms dodelijke slachtoffers.”, waarbij de YouTube-link naar dit interview op de site [website] is geplaatst en verdachte deze link via Twitter heeft gedeeld.

3 De bewijsbeslissing

3.1.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

3.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.

3.3.

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

3.4.

Bewijsoverwegingen

3.4.1

Opruiing

De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de uitingen van de verdachte hebben opgeruid tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en/of tot enig strafbaar feit.

Juridisch kader

In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Met de term opruiing wordt bedoeld dat wordt geprobeerd om anderen een feit te laten plegen dat als strafbaar feit kan worden beschouwd of om anderen te bewegen tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Anders gezegd is opruiing het bij anderen opwekken van de gedachte aan het plegen van een strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, het trachten de mening te vestigen dat dit wenselijk of noodzakelijk is en het opwekken van het verlangen om dit te bewerkstelligen. Het belang van strafbaarstelling van opruiing is blijkens de opname van het artikel in Titel V van het Wetboek van Strafrecht gelegen in de bescherming van de openbare orde.

Voor opruiing is niet vereist dat de opruier wist dat hij opriep tot een feit dat strafbaar is. Ook is niet vereist dat degene tot wie de aansporing is gericht wist dat het feit waartoe wordt opgeruid strafbaar is.

Artikel 131 Sr vereist dat de opruiing in het openbaar plaatsvindt op mondelinge wijze, bij afbeelding of bij geschrift. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waarop de teksten zijn weergegeven. Door het plaatsen van uitingen op voor het publiek toegankelijke sociale media worden deze in de openbaarheid gebracht.

Niet beslissend is of iemand zich tot het feit aangezet voelt, maar of de uitingen zodanig zijn dat iemand erdoor tot dat feit gebracht zou kunnen worden. Ook beïnvloeding op indirecte wijze kan opruiend zijn, namelijk als met bepaalde uitingen wordt beoogd de geesten rijp te maken voor strafbaar handelen. De bedoeling moet zijn daartoe op het gemoed te werken van diegene die er vatbaar voor is.1

Bij de beoordeling of de door de verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van artikel 131 Sr, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.2 De rechtbank onderscheidt in de voorliggende zaak de feitelijke achtergrond van gebeurtenissen ten tijde van de uitingen (‘historische context’), het relevante publiek, de hoedanigheid van de verdachte en de woordelijke context van de tenlastegelegde uitingen.

De historische context waarbinnen de verdachte zijn uitingen heeft gedaan

Ten tijde van de uitingen van de verdachte woedde er een hevige politieke discussie over onteigening of gedwongen uitkoop van boerenbedrijven in het kader van de stikstofproblematiek. Hierdoor heersten er gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Voorafgaand aan de uitingen van de verdachte, en ook daarna, liepen de gemoederen hoog op, waarbij er boerenprotestacties plaatsvonden waarbij geweld dreigde en ook daadwerkelijk strafbare (gewelds)feiten werden gepleegd. Zo vond bijvoorbeeld op 10 juni 2022 een dreigend huisbezoek plaats aan minister [naam 1] (Minister voor Natuur en Stikstof), reed tussen 18 en 22 juni 2022 een vrachtwagen rond met doodsbedreigingen jegens deze minister en vond op 28 juni 2022 onder andere een blokkade van de A1 plaats, waarbij een tractor afreed op een politieambtenaar. Op diezelfde dag werden ook politieagenten meegesleurd door een achteruitrijdende auto, werd geweld gebruikt tegen politieauto’s en vond verzet plaats tegen politieambtenaren. Daarnaast werden ook veelvuldig hooibalen in brand gestoken en werd afval gedumpt.

Ook was Nederland op dat moment nog in de nasleep van de coronapandemie. Het land kwam begin 2022 uit een ‘harde lockdown’. Er waren ook daarna nog verschillende overheidsmaatregelen van kracht om de verdere verspreiding van het Covid-19 virus in te dammen. De coronamaatregelen hielden een vergaande beperking in van de persoonlijke vrijheden van burgers, reden waarom daartegen werd gedemonstreerd.

Tijdens de coronapandemie en nog voordat de verdachte zijn litigieuze uitspraken deed in Tuil, vond in januari 2021 de bestorming van het Capitool in de Verenigde Staten plaats en op 9 juli 2022, drie maanden voordat de verdachte werd geïnterviewd bij Compleetdenkers, werd het presidentieel paleis in Sri Lanka bestormd. Bij de bestorming van het Capitool raakten vele mensen gewond en vielen vier doden. Bij de bestorming van het presidentieel paleis in Sri Lanka raakten in ieder geval 75 mensen gewond. De bestorming van het presidentieel paleis in Sri Lanka heeft geleid tot het aftreden van de president.

Het publiek

De toespraak van de verdachte op 2 juli 2022 – waarin de onder 1 ten laste gelegde uitspraken zijn gedaan – vond plaats op een ‘boerenforum’ in Tuil. Hierbij waren boeren aanwezig die het niet eens waren met het stikstofbeleid van de regering en hiertegen demonstreerden omdat zij zich ernstig in hun bestaansrecht bedreigd voelden. De toespraak is op 4 en 10 juli 2022 integraal op de website van de politieke partij van de verdachte gezet. Delen van de toespraak zijn via andere internetkanalen openbaar geworden. De toespraak van de verdachte ging grotendeels over het stikstofbeleid, waarbij de verdachte stelde dat dit onrechtmatig is.

Het interview bij [mediakanaal] op 10 oktober 2022 – waarin de onder 2 ten laste gelegde uitspraak is gedaan – borduurde hierop voort en de verdachte heeft hier zijn standpunten over het stikstofbeleid herhaald. Dit interview is op 13 november 2022 op YouTube gezet en was wederom voor een groot deel gericht op de ontevreden boeren in Nederland.

De hoedanigheid van de verdachte

De verdachte is sinds [datum] 2021 Tweede Kamerlid. De verdachte, zo volgt uit het dossier, neemt in zijn uitingen in de periode vanaf begin 2022, consistent stelling tegen de overheid onder meer door te zeggen dat de overheid zich tegen de bevolking keert, en dat wetten onrechtmatig tot stand zijn gekomen.

Relevante context in de toespraak en het interview zelf

De verdachte heeft tijdens het boerenforum in Tuil op 2 juli 2022 gezegd dat de overheid burgers berooft van hun fundamentele vrijheden en grondrechten, dat het stikstofbeleid van de overheid onrechtmatig is en dat we te maken hebben met een tirannieke overheid. Dit is sinds 12 juli 2022 ook te lezen in het volgende bericht dat de verdachte bovenaan zijn Twitteraccount (thans: X-account) heeft geplaatst: ‘De staat gedraagt zich als een tiran die zich tegen de eigen bevolking heeft gekeerd. We worden onrechtmatig van onze meest fundamentele vrijheden en grondrechten beroofd. Het Nederlandse volk heeft niet alleen het recht, maar zelfs de morele plicht zich daartegen te verzetten’.

De verdachte heeft zowel tijdens zijn toespraak in Tuil op 2 juli 2022 als tijdens het interview met [mediakanaal] op 10 oktober 2022 gezegd dat hij een voorstander is van vreedzaam en geweldloos verzet. In Tuil heeft de verdachte letterlijk gezegd: “En ik denk dat het heel belangrijk is om met elkaar altijd te blijven pleiten, dat doe ik ook overal, voor vreedzaam, geweldloos verzet. We spelen onze tegenstanders alleen maar in de kaart als we nu geweld zouden gaan gebruiken, dat moeten we niet doen. Je verliest heel veel sympathie ook van de burgers, maar onderaan de streep hebben we ook allemaal het recht van opstand.” Tijdens het interview op 10 juli 2022 heeft de verdachte letterlijk gezegd: “Maar een revolutionaire beweging waarbij het zo urgent wordt voor mensen die niks meer te verliezen hebben, dat ze bij wijze van spreken naar het parlement trekken en zeggen "Wij gaan hier gewoon niet meer weg, totdat de regering weg is", waarbij helaas het verleden, en tal van andere voorbeelden wereldwijd, laten zien dat daar vaak ook slachtoffers bij vallen, soms dodelijke slachtoffers, dat is vreselijk. En laten we hopen dat we dat kunnen voorkomen en dat alles vreedzaam blijft. Maar dat is wel waar ik op hoop uiteindelijk.”

Opruiend karakter

Gelet op de inhoud van de uitingen, de context waarbinnen de verdachte die heeft gedaan, en het publiek waartoe die uitingen waren gericht, is de strekking van de in de tenlastelegging opgenomen uitingen van de verdachte onmiskenbaar dat het gerechtvaardigd is om in gewelddadige opstand te komen tegen een overheid die “onrechtmatig” handelt vanwege het geformuleerde stikstofbeleid en de voorgenomen onteigening van boerenbedrijven, en dat het in zo’n situatie is toegestaan én noodzakelijk (feit 1) of wenselijk (feit 2) is de regering met geweld af te zetten. De verdachte heeft de in de tenlastelegging opgenomen uitingen gedaan tegenover ontevreden boeren, die reeds demonstreerden tegen het overheidsbeleid – waarbij ook strafbare geweldsfeiten werden gepleegd. De verdachte heeft deze uitingen gedaan in zijn hoedanigheid van volksvertegenwoordiger, waardoor in het algemeen aan diens (publieke) uitspraken meer gewicht zal worden toegekend dan aan uitspraken van een gemiddelde burger. In beginsel is hiermee het opruiende karakter van de uitingen gegeven.

Mitigerende opmerkingen

Zoals de verdediging heeft benadrukt en ook uit het dossier blijkt, heeft de verdachte tijdens zijn toespraken meermaals gezegd dat hij een voorstander is van vreedzaam en geweldloos verzet. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het opruiende karakter van de uitingen van de verdachte. Ook indien mitigerende opmerkingen worden gemaakt, kan sprake zijn van opruiing. Het is van belang om de uitingen van de verdachte in het geheel, in hun onderlinge samenhang en in hun context, te beoordelen. De verdachte spreekt zowel in zijn toespraak in Tuil als in het interview bij [mediakanaal] over het stikstofbeleid en het onrechtmatige handelen van de overheid en benoemt de mogelijkheden om daartegen in opstand te komen, waarbij ook de mogelijkheid van het gebruik van geweld wordt benoemd. Vervolgens zegt de verdachte dat hij zélf een voorstander is van vreedzaam en geweldloos verzet. Dit doet niets af aan de boodschap die de verdachte daarvoor aan zijn publiek – boeren die worden onteigend en mensen “die niks meer te verliezen hebben” – heeft overgebracht, namelijk dat het gelegitimeerd kan zijn om met geweld in opstand te komen. Anders gezegd: de verdachte is dan misschien wel zélf een voorstander van vreedzaam en geweldloos verzet, maar zijn publiek hoeft dat niet te zijn, en is dat – gelet op het eerdergenoemde geweld tegen de politie in het kader van protestacties – ook niet.

Ondanks de mitigerende opmerkingen betreffende vreedzaam en geweldloos verzet, is en blijft de strekking van de uitingen van de verdachte dat het gelegitimeerd of wenselijk kan zijn om met geweld in opstand te komen, en doet hij die uitingen tegenover een daarvoor vatbaar publiek in de instabiele maatschappelijke situatie van dat moment.

Conclusie

Concluderend is de rechtbank, gelet op de inhoud en de strekking van de gedane uitingen, in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede op de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard, van oordeel dat in de tenlastelegging opgenomen uitingen van de verdachte opruien tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag.

3.4.2

Opzet

De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte opzet heeft gehad om tot gewelddadig optreden tegen het openbare gezag op te ruien.

In het delict opruiing ligt het opzet van de opruier op het laten plegen van een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag besloten. Anders dan bij uitlokking, waarbij de uitlokker opzet moet hebben op zowel het aanzetten van een ander een delict te begaan als op alle bestanddelen van een delict waartoe hij uitlokt, hoeft de opruier niet op elk afzonderlijk bestanddeel van het strafbare feit waartoe hij opruit opzet te hebben. Daarbij is van belang dat bij uitlokking het beschermde belang van de strafbaarstelling afhankelijk is van de aard van het delict waartoe wordt uitgelokt en dat bij opruiing sprake is van een gevaarzettingsdelict waarbij het beschermd belang in alle gevallen – ongeacht het strafbare feit waartoe wordt opgeroepen – is gelegen in de bescherming van de openbare orde.3 Dat het opzet van de opruier slechts in meer algemene zin moet zijn gericht op het strafbare feit waartoe wordt opgeruid, past voorts in de wetssystematiek en de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat in de tenlastelegging van opruiing kan worden volstaan met slechts een herkenbare omschrijving van het strafbare feit waartoe wordt opgeruid. Ook degene die met zijn uitlating willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlating derden zou kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit, handelt opzettelijk (in de vorm van voorwaardelijk opzet).

Bij de beoordeling of de verdachte opzet had op de opruiing acht de rechtbank van belang dat de verdachte, naar hij ter terechtzitting heeft verklaard, op de hoogte was van het geweld dat in het kader van de boerenprotesten werd gepleegd. Ook is van belang dat hij, geconfronteerd met de kritiek op zijn uitingen, geen afstand heeft gedaan van zijn uitingen en die juist meermaals heeft herhaald. De verdachte heeft gezegd dat er situaties denkbaar zijn waarin de burger met geweld in opstand mag komen, bijvoorbeeld als sprake is van een tirannieke overheid. Uit het op 12 juli 2022 op het Twitteraccount van de verdachte geplaatste en sindsdien (in ieder geval tot op de dag van dit vonnis) vastgepinde bericht met de tekst: ‘De staat gedraagt zich als een tiran die zich tegen de eigen bevolking heeft gekeerd. We worden onrechtmatig van onze meest fundamentele vrijheden en grondrechten beroofd. Het Nederlandse volk heeft niet alleen het recht, maar zelfs de morele plicht zich daartegen te verzetten’ blijkt dat de verdachte daarmee niet het oog heeft gehad op mogelijk gewijzigde omstandigheden in de toekomst, maar op het hier en nu.

Bovendien mag verondersteld worden dat de verdachte zich – als gekozen volksvertegenwoordiger – ervan bewust was dat er enig gezag uitging van zijn woorden en dat daaraan om die reden eerder gevolg zou kunnen worden gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bij het doen van de in de tenlastelegging onder 1 en 2 opgenomen uitingen bewust heeft ingespeeld op de al aanwezige onrust in zijn publiek, met de bedoeling die onrust verder aan te wakkeren en het te leiden tot verdergaand gewelddadig handelen jegens het openbaar gezag dan waarvan tot dan toe al sprake was geweest; in elk geval tot voortzetting van zulk geweld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte opzet had op het bewegen van derden tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Afgaande op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, te weten: het doen van genoemde uitingen in de genoemde context, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn publiek geweld zou gebruiken tegen het openbare gezag.

3.4.3

Conclusie

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich op 2 juli 2022 en op 13 november 2022 schuldig heeft gemaakt aan opruiing tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1

hij, op 2 juli 2022 te Tuil, gemeente West Betuwe in het openbaar, mondeling, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door in een speech op een openbare bijeenkomst, het volgende te zeggen:

“Maar wat ook wel van belang is om ons even te realiseren, is dat het ook niet altijd gezond is in een democratie als er een taboe rust op het gebruik van geweld. (…) En een taboe op geweld, wat er op dit moment in de samenleving rust, terwijl de staat het geweldsmonopolie heeft, kan er ook voor zorgen dat de staat nooit iets te vrezen heeft. (…) En vergeet ook niet, zelfs in ons huidige wetboek van strafrecht is een uitzondering gemaakt op het verbod van het gebruik van geweld. Artikel 41 van het wetboek van strafrecht bepaalt dat het is toegestaan om geweld te gebruiken als dat noodzakelijk is om je eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed te beschermen tegen een wederrechtelijke aanranding. (…) En ik denk ook dat het belangrijk is om die strijdlustigheid wel te laten zien, die strijdbaarheid, want

uiteindelijk kan en mag het nooit zo zijn dat de boeren zich als makke lammetjes van hun grond gaan laten verdrijven. Nooit. En, helemaal nooit inderdaad. (…) onderaan de streep hebben we ook allemaal het recht van opstand. (…) als die overheid dat geweldsmonopolie misbruikt tegen de eigen bevolking, dan hebben we niet meer te maken met een goedaardige overheid, maar met een kwaadaardige, tirannieke overheid die moet vallen, die weg moet”.

2

hij, op 13 november 2022 in Nederland en in België, in het openbaar, mondeling, tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door in een interview op YouTube, het volgende te zeggen:

“Plus dat ik denk ja wat wij hier in het parlement doen heeft als zodanig geen zin, de

demonstraties hebben als zodanig geen zin. (…) het is in het verleden in de geschiedenis vaker gebeurd natuurlijk dat regimes die zich echt tiranniek gingen gedragen, op enig moment toch ten val werden gebracht door de bevolking. Want wij hebben wel de aantallen uiteindelijk, en ik denk wel dat als die massa zo groot wordt en bij wijze van spreken echt omslaat in een revolutionaire beweging, die zich natuurlijk heel duidelijk onderscheidt van een protestbeweging (…) Maar een revolutionaire beweging waarbij het zo urgent wordt voor mensen die niks meer te verliezen hebben, dat ze bij wijze van spreken naar het parlement trekken en zeggen: wij gaan hier gewoon niet meer weg, totdat de regering weg is. Waarbij helaas het verleden, en tal van andere voorbeelden wereldwijd, laten zien dat daar vaak ook slachtoffers bij vallen, soms dodelijke slachtoffers.”, waarbij de YouTube-link naar dit interview op de site [website] is geplaatst en verdachte deze link via Twitter heeft gedeeld.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

5 De strafbaarheid van de verdachte

6 De strafoplegging

7 De toepasselijke wetsartikelen

8 De beslissing