Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9416, 15/075380-20

Rechtbank Noord-Holland, 17-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9416, 15/075380-20

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 november 2020
Datum publicatie
17 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:9416
Zaaknummer
15/075380-20

Inhoudsindicatie

Verdachte heeft als alternatief genezer in de gezondheidszorg bij aangeefsters massageolie op hun borsten en tepels aangebracht en vervolgens zijn handen over/op hun borsten heeft geplaatst. De rechtbank merkt deze handelingen aan als ontuchtige handelingen in de zin van de wet.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet om aangeefsters te dwingen die handelingen tegen hun wil te ondergaan. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte willens en wetens onverhoeds die handelingen heeft uitgevoerd om te voorkomen dat aangeefsters zich tegen die handelingen zouden kunnen verzetten. Evenmin is gebleken dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij, door onverhoeds die handelingen te verrichten, aangeefsters heeft gedwongen die handelingen tegen hun wil te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/075380-20

Uitspraakdatum: 17 november 2020

Tegenspraak

verkort strafvonnis (art. 138b Sv)

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 november 2020 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum en -plaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr.

A.M.H.G. Peters en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, naar voren is gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

Feit 1

primair

hij op of omstreeks 12 november 2018 in de gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanbrengen van massageolie op de borsten en/of de tepels van die [aangeefster 1] (over haar bh heen) en/of het vervolgens masseren van de tepels en/of de borsten van die [aangeefster 1] (over haar bh heen) en/of het vervolgens plaatsen van zijn, verdachtes, handen over/op de borsten van die [aangeefster 1] (over haar bh heen) en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte, deze handelingen op voor die [aangeefster 1] onverhoedse wijze heeft verricht zonder dat hij die [aangeefster 1] had uitgelegd hoe hij, verdachte, de behandeling zou uitvoeren, waardoor die [aangeefster 1] (die op de behandelbank van hem, verdachte, lag) zich niet kon onttrekken aan deze handelingen, waardoor voor die [aangeefster 1] een beangstigende en/of bedreigende situatie is ontstaan;

subsidiair

hij op of omstreeks 12 november 2018 in de gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als alternatief genezer, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het aanbrengen van massageolie op de borsten en/of de tepels van die [aangeefster 1] (over haar bh heen) en/of het vervolgens masseren van de tepels en/of de borsten van die [aangeefster 1] (over haar bh heen) en/of het vervolgens plaatsen van zijn, verdachtes, handen over/op de borsten van die [aangeefster 1] (over haar bh heen).

Feit 2

primair

hij op of omstreeks 29 oktober 2018 in de gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanbrengen van massageolie op de (naakte) tepels en/of de (naakte) borsten van die [aangeefster 2] en/of het vervolgens vasthouden en/of betasten van de (naakte) borsten van die [aangeefster 2] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin dat hij, verdachte, van tevoren niet aan die [aangeefster 2] heeft uitgelegd waaruit de behandeling zou bestaan en/of op dwingende toon (terwijl die [aangeefster 2] op de behandelbank lag) die [aangeefster 2] heeft gezegd dat zij haar bh steeds lager moest doen, totdat de borsten van die [aangeefster 2] onbedekt waren, en/of vervolgens onverhoeds en plotseling massageolie op de tepels van die [aangeefster 2] heeft aangebracht en/of vervolgens zijn, verdachtes, handen op de (naakte) borsten van die [aangeefster 2] heeft geplaatst, terwijl die [aangeefster 2] zich niet kon onttrekken aan deze handelingen, waardoor voor die [aangeefster 2] een beangstigende en/of bedreigende situatie is ontstaan;

subsidiair

hij op of omstreeks 29 oktober 2018 in de gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten als alternatief genezer, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 2] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het aanbrengen van massageolie op de (naakte) tepels en/of de (naakte) borsten van die [aangeefster 2] en/of het vervolgens vasthouden en/of betasten van de (naakte) borsten van die [aangeefster 2] .

2 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs

3.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten, te weten telkens feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Volgens de officier van justitie staat vast dat verdachte als alternatief genezer, in het kader

van een zogenoemde chakra 4 behandeling, de borsten en tepels van beide aangeefsters heeft ingesmeerd met olie en heeft gemasseerd. Beide aangeefsters zijn volgens haar overvallen door die handelingen van verdachte. Een dergelijke chakra 4 behandeling lag immers niet voor de hand gelet op de aard van de klachten waarvoor aangeefsters zich bij verdachte hadden gemeld (eczeem en oorsuizen). Bovendien erkent verdachte dat zijn chakra 4 behandeling uniek is en hij geen andere alternatieve genezer kent die een chakra 4 behandeling op deze wijze uitvoert. Onder die omstandigheden was communicatie over de aard van de behandeling die verdachte zou gaan uitvoeren essentieel. Verdachte is daarin jegens de aangeefsters tekortgeschoten, wat hij ook zelf erkent.

Beide aangeefsters wilden hun BH niet uitdoen, maar deden dat uiteindelijk onder druk van verdachte alsnog. Daarbij wijst de officier van justitie er op, dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, dat hij het frustrerend vond om zijn behandelmethode telkens weer aan leken te moeten uitleggen. Het onaangekondigd aanraken en masseren van de (ontblote) borsten en tepels van aangeefsters door verdachte is volgens de officier van justitie naar zijn aard een seksuele handeling. Of verdachte daar wel of niet seksueel genot bij voelde is niet relevant. De handeling is ook in strijd met de sociaal-ethische normen. Er is dan ook sprake van ontuchtige handelingen in de zin van de wet.

Omdat deze ten laste gelegde handelingen onverhoeds hebben plaatsgevonden, is naar de mening van de officier van justitie in beide gevallen ook sprake van dwang, bestaande uit (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid. Het primair tenlastegelegde kan daarom volgens de officier van justitie in beide gevallen bewezen worden.

3.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van zowel het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde als het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.

Volgens de verdediging is ten aanzien van beide aangeefsters geen sprake geweest van geweld of bedreiging met geweld. Ook is in geen van beide gevallen sprake geweest van opzettelijk door verdachte uitgeoefende psychische druk of (misbruik van een) zodanige afhankelijkheidssituatie dat voor de aangeefsters een bedreigende of beangstigende situatie was ontstaan waarin zij zich niet tegen de handelingen van verdachte konden verzetten.

Volgens de verdediging kan daarom in geen van beide gevallen het primair ten laste gelegde feit bewezen worden.

Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde feiten voert de verdediging aan dat beide aangeefsters zich vrijwillig aan de behandeling hebben onderworpen. De aan verdachte verweten gedragingen, die hij erkent, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet onmiskenbaar als seksuele handelingen te kwalificeren. Daarbij is van belang dat uit de verklaringen van beide aangeefsters blijkt dat ook zij bij de behandeling van verdachte geen seksuele connotatie hebben ervaren. Volgens de verdediging legde verdachte in beginsel altijd voorafgaand aan een chakra 4 behandeling uit hoe die behandeling eruit ziet, maar kan het zijn, zoals hij ook bij de politie heeft verklaard, dat hij daarin een enkele keer slordig is geweest of dat hij ervan uitging dat de cliënten de behandeling al kenden via anderen. In die omstandigheden is verdachte er van uit gegaan dat ook aangeefsters op de hoogte waren van de wijze waarop hij hen zou behandelen en welke handelingen daarvan deel zouden uitmaken. Die handelingen kunnen, in de context van de behandeling door verdachte, niet aangemerkt worden als strijdig met de sociaal-ethische norm, juist ook omdat beide

aangeefsters, zoals vermeld, geen seksuele connotatie blijken te hebben ervaren.

Concluderend stelt de verdediging dat verdachte onder de gegeven omstandigheden geen seksuele handelingen heeft verricht en geen misbruik heeft gemaakt van enig overwicht of van een afhankelijke positie van de aangeefsters. Volgens de verdediging kan daarom in beide gevallen ook het subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden.

3.3

Oordeel van de rechtbank

3.3.1

Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en onder 2 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Uit de stukken blijkt dat verdachte, zoals hij ook zelf erkent, op 29 oktober 2018 (feit 2) en op 12 november 2018 (feit 1), in het kader van een chakra 4 behandeling, als alternatief genezer in de gezondheidszorg, bij beide aangeefsters massageolie op hun borsten en tepels heeft aangebracht en vervolgens zijn handen over/op hun borsten heeft geplaatst. Onder 3.3.2 zal worden overwogen dat deze handelingen als ontuchtige handelingen in de zin van de wet moeten worden aangemerkt.

Naar het oordeel van de rechtbank bieden de stukken echter geen steun voor de (overigens ook niet nader toegelichte) conclusie van de officier van justitie dat daarbij telkens sprake is geweest van opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) om aangeefsters te dwingen die handelingen tegen hun wil te ondergaan. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte willens en wetens onverhoeds die handelingen heeft uitgevoerd om te voorkomen dat aangeefsters zich tegen die handelingen zouden kunnen verzetten. Evenmin is gebleken dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij, door onverhoeds die handelingen te verrichten, aangeefsters heeft gedwongen die handelingen tegen hun wil te ondergaan.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte op (kort gezegd) dwang, als vereist voor bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde (feitelijke aanranding van de eerbaarheid).

3.3.2

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair heeft begaan. De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.

3.3.3

Nadere bewijsoverweging feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair

Zoals hiervoor is weergegeven, heeft verdachte, als alternatief genezer werkzaam in de gezondheidzorg, bij beide aangeefsters massageolie op hun borsten en tepels aangebracht en vervolgens zijn handen over/op hun borsten geplaatst.

De vraag is of verdachte daarmee ontuchtige handelingen heeft verricht met aangeefsters, die zich als cliënt aan zijn zorg hadden toevertrouwd, als bedoeld in artikel 249 lid 2 onder 3 van het Wetboek van strafrecht (Sr). De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en overweegt daartoe het volgende.

De verweten gedragingen (het insmeren van de borsten van aangeefsters met olie en het plaatsen van de handen over/op hun borsten) zijn onder de gegeven omstandigheden in strijd met de sociaal-ethische norm ten aanzien van (on)zedelijk gedrag. Of daarbij sprake is van een seksuele connotatie aan de zijde van verdachte en/of aangeefsters is daarbij niet van doorslaggevende betekenis.

Van wezenlijk belang hierbij is dat op grond van de verklaringen van verdachte en beide aangeefsters vast staat, dat geen van beide aangeefsters heeft beseft dat die gedragingen onderdeel zouden uitmaken van de behandeling, laat staan dat zij daarvoor uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven. Voorts heeft verdachte verklaard dat zijn chakra 4 behandeling uniek is en dat hij geen andere alternatieve genezer kent die een chakra 4 behandeling op deze wijze uitvoert.

Voor het bewijs dat verdachte zich daardoor schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht als bedoeld in artikel 249 lid 2 sub 3 Sr is vereist dat verdachte de ontuchtige handelingen opzettelijk heeft verricht. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.

Verdachte heeft, het zij herhaald, verklaard dat zijn chakra 4 behandeling, zoals hij die bij aangeefsters heeft verricht, uniek is. Hem is geen andere alternatieve genezer bekend die in het kader van een dergelijke behandeling olie druppelt tussen en op de beide borsten en tepels van de cliënt en vervolgens zijn handen over/op de borsten legt.

Verdachte heeft aangeefsters echter niet voorafgaand aan de behandeling geïnformeerd over deze specifieke handelingen. Ter terechtzitting heeft hij daarover aanvullend verklaard dat hij het frustrerend vond om telkens weer aan leken zijn behandelmethode uit te moeten leggen.

Beide aangeefsters hebben voorafgaand aan de gewraakte handelingen signalen afgegeven dat zij zich niet prettig voelden bij het ontbloten van hun borsten, althans dat zij hier vragen bij plaatsten. Wat betreft feit 1 is dat uitdrukkelijk besproken tussen verdachte en aangever [aangeefster 1] . Wat betreft feit 2 blijken die signalen uit de omstandigheid dat verdachte meerdere keren heeft gezegd dat aangever [aangeefster 2] haar BH lager moest doen en zij haar borsten dus verder moest ontbloten dan zij telkens deed na zijn voorafgaande verzoek. Gelet op deze omstandigheden moet verdachte hebben beseft dat aangeefsters zich niet prettig voelden bij het ontbloten van hun borsten en dat zij daar moeite mee hadden.

Het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er een aanmerkelijke kans bestond dat verdachte, door zijn (unieke en niet vooraf met aangeefsters besproken/doorgenomen) chakra 4 behandeling te verrichten, ontucht met aangeefsters zou plegen. Aangenomen mag worden dat verdachte, als weldenkend mens, van die kans wetenschap heeft gehad.

Door vervolgens, ondanks alle hiervoor genoemde omstandigheden/signalen, niettemin over te gaan tot het verrichten van die behandeling heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met zijn handelingen ontucht zou plegen. Verdachte heeft – in de wil zijn behandeling af te ronden – die kans op de koop toegenomen.

Dat leidt tot de conclusie dat bij het verrichten van de ontuchtige handelingen, bij verdachte sprake is geweest van opzet, in voorwaardelijke zin.

De feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair zijn hiermee bewezen.

3.4

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

Feit 1 subsidiair

hij op 12 november 2018 in de gemeente Medemblik, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg, te weten als alternatief genezer, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 1] , die zich als cliënt aan verdachtes zorg had toevertrouwd, door het aanbrengen van massageolie op de borsten en de tepels van die [aangeefster 1] en het vervolgens plaatsen van zijn, verdachtes, handen over/op de borsten van die [aangeefster 1] .

Feit 2 subsidiair

hij op 29 oktober 2018 in de gemeente Medemblik terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg, te weten als alternatief genezer, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster 2] , die zich als cliënt aan verdachtes zorg had toevertrouwd, door het aanbrengen van massageolie op de tepels en de borsten van die [aangeefster 2] en het vervolgens vasthouden van de borsten van die [aangeefster 2] .

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

5 Strafbaarheid van verdachte

6 Motivering van de sanctie

7 Vorderingen benadeelde partijen

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

9 Beslissing