Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:375, 11324606 \ AZ VERZ 24-47 (E)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-01-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:375, 11324606 \ AZ VERZ 24-47 (E)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 januari 2025
- Datum publicatie
- 11 februari 2025
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2025:375
- Zaaknummer
- 11324606 \ AZ VERZ 24-47 (E)
Inhoudsindicatie
De OR van de PI Middelburg is het niet eens over hoe PI Middelburg Artikel 17.2.1 van het personeelsreglement (versie 3) toepast. In dit artikel is bepaald wanneer een OR-lid recht heeft op een periodieke medezeggenschaps- en vakbondsvrijgesteldentoelage (MZ/VB). De kantonrechter dient eerst te beoordelen of de OR ontvankelijk is in haar verzoek. De OR is op grond van artikel 21 WOR ontvankelijk. De kantonrechter legt uit wat de juiste systematiek is voor het bepalen van de MZ/VB. Dit is weergegeven onder 4.12 en 4.14 van dit vonnis. Het verzoek van de OR wordt toegewezen.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11324606 \ AZ VERZ 24-47
Beschikking van 20 januari 2025
in de zaak van
ONDERNEMINGSRAAD VAN DE PENITENTIAIRE INRICHTING MIDDELBURG,
te Middelburg,
verzoekende partij,
hierna te noemen: de OR,
gemachtigde: mr. L.C.J. Sprengers,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN, IN HET BIJZONDER HET MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN, PENITENTIAIRE INRICHTING MIDDELBURG,
te Middelburg,
verwerende partij,
hierna te noemen: PI Middelburg,
gemachtigde: mr. M.E.L.U. Janssen.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift.
Op 29 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigden van partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt. Na het sluiten van de mondelinge behandeling is aanvankelijk uitspraak bepaald op 6 januari 2025 en daarna op vandaag.
2 De feiten
Bij PI Middelburg zijn ongeveer 220 personen werkzaam. Voor PI Middelburg is een ondernemingsraad ingesteld, die bestaat uit negen personen.
Artikel 17.2.1 van het personeelsreglement (versie 3) luidt als volgt: “Als u vrijgesteld bent voor medezeggenschaps- of vakbondswerkzaamheden en daardoor geen of minder onregelmatige diensten draait, heeft u recht op een periodieke medezeggenschaps- en vakbondsvrijgesteldentoelage (MZ/VB) om te garanderen dat u niet terugvalt in inkomen. De toelage is gelijk aan het gemiddelde bedrag dat u 12 maanden voor de verkiezing tot lid van de ondernemingsraad of aanwijzing tot vakbondsvrijgestelde heeft ontvangen aan toelage onregelmatige dienst, vermenigvuldigd met de vrijstellingsfactor. Op het moment dat uw lidmaatschap van de ondernemingsraad of aanwijzing tot vakbondsvrijgestelde eindigt, vervalt de toelage.
De MZ/VB telt mee voor het bepalen van de hoogte van de vaste toelage onregelmatige diensten. Daarnaast is de MZ/VB onderdeel van de pensioengrondslag en wordt aangepast aan de algemene salarisontwikkelingen.”
3 Het verzoek en het verweer
De OR verzoekt de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, de Staat der Nederlanden, in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen, Penitentiaire Inrichting Middelburg, te gebieden om voor de huidige leden van de ondernemingsraad het genoemde artikel op de juiste wijze toe te passen en hen een MZ/VB toelage toe te kennen die gelijk is aan de gemiddelde toelage onregelmatige dienst (TOD) die gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan het lidmaatschap van de ondernemingsraad werd toegekend, vermenigvuldigd met de vrijstellingsfactor.
Aan het verzoek heeft de OR – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. PI Middelburg past artikel 17.2.1 van het Personeelsreglement niet goed toe. Na toetreding van een medewerker tot een medezeggenschapsorgaan, vergelijkt PI Middelburg het salaris verhoogd met de toelage onregelmatige dienst (hierna: TOD) van de werknemer met het salaris verhoogd met de TOD voorafgaand aan deze periode. Indien blijkt dat er sprake is van een negatief verschil, dan vindt toekenning van een medezeggenschaps- en vakbondsvrijgesteldentoelage (hierna: MZ/VB) plaats. De OR stelt dat PI Middelburg daarmee een onjuiste uitleg geeft aan de bepaling.
PI Middelburg verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe
– samengevat – het volgende aan. De OR is niet-ontvankelijk in zijn verzoek, omdat de OR niet om nakoming van rechtspositionele afspraken uit een personeelsreglement jegens de huidige leden van de OR kan vragen. Artikel 36 WOR biedt daarvoor geen basis. De OR heeft niet de bevoegdheid de individuele belangen van OR-leden te behartigen. De toekenning van de MZ/VB toelage betreft een individueel recht van een lid van de OR. Medewerkers dienen om die reden zelf bij de kantonrechter een dergelijk verzoek aanhangig te maken. Als het verzoek van de OR zou worden toegekend, heeft dat gevolgen voor de gehele organisatie van DJI. In dat geval bepaalt de WOR dat uitsluitend een GOR of een COR deze onderwerpen mag behandelen.
Voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat de OR ontvankelijk is in zijn verzoek voert PI Middelburg het volgende aan. Indien leden van de OR als gevolg van de vrijstelling voor OR-werk minder onregelmatige diensten zouden kunnen draaien, dan hebben zij aanspraak op de toelage MZ/VB. De achtergrond van deze bepaling is dat OR-leden geen terugval in inkomen behoren te hebben, wanneer zij door hun werkzaamheden voor de OR minder onregelmatige diensten kunnen draaien. Indien leden van de OR geen onregelmatige diensten draaien, of ondanks hun werk voor de OR alsnog dezelfde diensten kunnen draaien, of vanwege hun leeftijd recht hebben op een vaste TOD 55+, dan worden zij niet geconfronteerd met een terugval in inkomen. In dat geval is er geen recht op de toelage MZ/VB. De onjuiste uitleg die de OR geeft aan de MZ/VB toeslag, zou leiden tot een bevoordeling van OR-leden ten opzichte van niet-OR-leden.
In reactie op het niet-ontvankelijkheidsverweer van PI Middelburg heeft de OR ter zitting toegelicht dat artikel 36 lid 2 WOR een algemene geschillenregeling geeft. De OR kan op grond hiervan een geschil over de interpretatie en toepassing van een regeling in het personeelsreglement aanhangig maken. Artikel 17 en 18 WOR gaan over de faciliteiten en doorbetaling van loon in verband met het OR-werk. Op grond van artikel 21 WOR moet de ondernemer ervoor zorgen dat OR-leden niet worden benadeeld. Dit artikel geeft naast de individuele OR-leden ook de OR een rechtsingang. Dat het hier gaat om toepassing van het personeelsreglement staat aan ontvankelijkheid niet in de weg. Het gaat hier om een besluit van de bestuurder van PI Middelburg na een briefwisseling met de OR over de wijze waarop de OR-leden gefaciliteerd moeten worden. Dit besluit is in strijd met een juiste uitleg van het personeelsreglement. Daarmee is het geen aangelegenheid van gemeenschappelijk belang voor de meerderheid van de ondernemingen waarvoor de GOR is ingesteld.