Welke rechten hebben we vanuit de ‘kleine’ bv?
Welke rechten hebben we vanuit de ‘kleine’ bv?
Gegevens
- Nummer
- 2024/7
- Publicatiedatum
- 15 januari 2024
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Vraag en antwoord
- Trefwoorden
- art. 1 WOR, kieskringen
Vraag
Ons bedrijf bestaat uit twee bv’s waarvan één met over de 250 werknemers en de andere met minder dan 50. De ‘grote’ heeft een ondernemingsraad waarin ook beslissingen worden genomen voor de kleine bv. Wij zouden als ‘kleine’ graag een personeelsvertegenwoordiging in de OR willen hebben. Wat zijn onze rechten?
Antwoord
De wet bepaalt dat de ondernemer verplicht is een ondernemingsraad in te stellen, zodra het aantal mensen dat werkzaam is in zijn bedrijf het aantal van 50 heeft bereikt. Het kan zijn dat een onderneming bestaat uit meerdere rechtspersonen. Wat tot een onderneming gerekend moet worden, wordt bepaald door ‘het organisatorische verband dat als zelfstandige eenheid in de maatschappij optreedt’ (art. 1 WOR) en niet primair door de grenzen van de b.v. die deze in stand houdt. Het is zelfs mogelijk om meerdere ondernemingen te beschouwen als ‘in een groep verbonden ondernemingen’ of zelfs als één onderneming (art. 3 WOR). Dat betekent dat er voor jullie situatie meerdere mogelijkheden zijn. Als de onderneming waar je werkt (de kleine b.v.) en de andere onderneming samen onder één naam naar buiten treden, of als jullie onderneming bijvoorbeeld uitsluitend levert aan de grote b.v., dan is het mogelijk om beide b.v.’s als één onderneming te beschouwen en dus ook één ondernemingsraad in te stellen. We vermoeden dat iets dergelijks nu het geval is, aangezien de besluiten van de OR ook jullie onderneming treffen.
Als de enige band tussen beide ondernemingen is dat ze dezelfde ‘moeder’ hebben, dan zouden ze beschouwd kunnen worden als ‘in een groep verbonden ondernemingen’ en dan moet er een gemeenschappelijke OR te worden ingesteld.
In beide gevallen is het vervolgens mogelijk om voorzieningen te treffen die het mogelijk maken dat ook de werknemers van de kleine b.v. worden vertegenwoordigd. Zo kan de OR worden opgedeeld in kieskringen, waarbij voor de kleine en de grote b.v. apart zetels worden gereserveerd. Bijvoorbeeld: op grond van het aantal werknemers (274) zou er nu een gemeenschappelijke OR van 9 personen mogelijk zijn (art. 6 lid 1 WOR). 8% van het personeel is werkzaam in de kleine b.v., wat betekent dat er 1 zetel in de OR zou dienen te worden ingeruimd voor een vertegenwoordiger uit jullie onderneming.
Ook is het mogelijk om een onderdeelcommissie (art. 15 lid 3 WOR) in te stellen voor jullie onderneming, die apart overleg voert met de bestuurder van jullie b.v.. Beide regelingen kunnen tegelijk worden ingevoerd, zodat jullie medezeggenschap optimaal is geregeld.
Instelling van een personeelsvertegenwoordiging is ook mogelijk, maar aangezien de ‘grote’ OR kennelijk betrokken is bij besluiten die ook jullie onderneming betreffen is dat minder aan te bevelen.
Om het medezeggenschapsregime aan te passen moet het reglement van de zittende OR worden aangepast. Dit kan de huidige OR doen, met instemming van de bestuurders van beide ondernemingen.
Voor meer achtergrond:
Redactie Inzicht 15-1-2024