Besluit onvoldoende belangrijk, geen adviesrecht

04 juli 2022

De ondernemer besluit tot wijziging van een deel van de distributiekanalen. De ondernemingsraad claimt adviesrecht. Op 22 juni 2022 oordeelt de Ondernemingskamer dat het besluit niet belangrijk is in de zin van artikel 25 lid 1 WOR. De verzoeken van de ondernemingsraad worden afgewezen.

Feiten

Lantor houdt zich bezig met de productie van non-wovens (ook wel vliezen genoemd) ten behoeve van onder meer de kabel- en composietindustrie. De producten voor de composietindustrie worden door Lantor wereldwijd verhandeld via circa 60 distributeurs.

Sinds 2017 is Cathay enig aandeelhouder van Lantor. Cathay is tevens aandeelhouder van de Euroresins International Group, een groep van vennootschappen die binnen Europa actief is als distributeur van composietmaterialen. Op het moment dat Cathay enig aandeelhouder werd van Lantor, bestond er al een distributierelatie tussen Lantor en Euroresins UK, een vennootschap behorend tot de Euroresins groep. De directie meldt dat ook een ander deel van de Europese distributieactiviteiten zal worden overgeheveld naar Euroresins.

In november 2021 heeft de ondernemingsraad Lantor bericht dat hij van mening is dat de ondernemingsraad advies had moeten worden gevraagd over de (wijziging in de) samenwerking tussen Lantor en Euroresins Benelux met betrekking tot distributieactiviteiten.

Ondernemingskamer

De ondernemingsraad voert aan dat Lantor bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het (voorgenomen) besluit van 12 oktober 2021.

De Ondernemingskamer overweegt als volgt.

Partijen verschillen van mening over de vraag of Lantor de ondernemingsraad in de gelegenheid had moeten stellen om advies uit te brengen over het voorgenomen besluit. In dat kader is bepalend of het (voorgenomen) besluit moet worden aangemerkt als het aangaan van, het aanbrengen van een belangrijke wijziging in, of het verbreken van duurzame samenwerking met een andere onderneming in de zin van art. 25 lid 1 sub b WOR scales , dan wel een belangrijke wijziging inhoudt van de werkzaamheden van Lantor in de zin van artikel 25 lid 1 sub d WOR.

Tussen partijen is niet in geschil dat Euroresins Benelux ook zonder het besluit nu al een deel van de distributie van Lantor in Europa verzorgt. Lantor heeft aan de hand van overgelegde stukken toegelicht dat het (voorgenomen) besluit een wijziging van een beperkt aantal distributeurschappen in Europa betreft en dat daarmee ongeveer 5% van de totale omzet van Lantor is gemoeid. De Ondernemingskamer neemt in aanmerking dat de keuze om voor de verkoop van haar producten al dan niet gebruik te maken van een specifieke distributeur, in de kern een commerciële beslissing is die past in de normale bedrijfsvoering van Lantor en dat die keuze in beginsel is voorbehouden aan Lantor als ondernemer.

Uit het voorgaande volgt dat het voorgenomen besluit betrekking heeft op een relatief klein deel van de totale omzet van Lantor en dat het gaat om een relatief beperkte wijziging in de distributie van een deel van de productie, die past binnen de normale bedrijfsvoering van Lantor. Om die reden is de Ondernemingskamer van oordeel dat het voorgenomen besluit niet kan worden aangemerkt als een besluit tot het aangaan van, het aanbrengen van een belangrijke wijziging in, of het verbreken van duurzame samenwerking met een andere onderneming in de zin van artikel 25 lid 1 sub b WOR en dat het voorgenomen besluit ook geen belangrijke wijziging inhoudt van de werkzaamheden van Lantor in de zin van artikel 25 lid 1 sub d WOR. Dit betekent dat Lantor de ondernemingsraad niet in de gelegenheid hoefde te stellen advies uit te brengen. De verzoeken van de ondernemingsraad worden afgewezen.

Commentaar

Het begrip ‘belangrijk’ speelt een grote rol in art. 25 lid 1 van de WOR. Het komt voor in maar liefst negen items op de lijst besluiten in artikel 25 lid 1. In het algemeen wordt het belang van een besluit bepaald door meerdere factoren in relatie met de aard van de activiteiten en de omvang van de onderneming in zijn geheel. In deze zaak ging het om een relatief gering deel van de omzet. Voorts geldt dat besluiten die regelmatig worden genomen en die passen in het normale bedrijfskader in beginsel niet als ‘belangrijk’ kunnen worden beschouwd. Ook in deze zaak speelde dat een rol: de ondernemer wisselde wel vaker van distributeur. Voorts zijn de gevolgen voor het personeel uiteraard een belangrijke factor. Dat was hier niet aan de orde.

Als een voorgenomen besluit door de ondernemer zonder voorbehoud aan de ondernemingsraad ter advisering is voorgelegd, zijn de artikelen 25 en 26 in elk geval van toepassing. Alleen als ondernemer en ondernemingsraad daarover van mening verschillen, toetst de Ondernemingskamer of een besluit ‘belangrijk’ is. Die toets viel hier in het nadeel van de ondernemingsraad uit.

Gerechtshof Amsterdam, Ondernemingskamer 22 juni 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1837

Robbert van het Kaar