De Koning en de na te noemen andere leden van het Koninklijk Huis ontvangen jaarlijks de volgende geldelijke uitkeringen:
de Koning € 4 757 359
de echtgenote van de Koning € 821 946
de vermoedelijke opvolger van de Koning, te rekenen vanaf de leeftijd van 18 jaar € 1 281 313
de echtgenote of de echtgenoot van de vermoedelijke opvolger van de Koning € 578 077
de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan € 1 288 730
de echtgenoot of de echtgenote van de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan € 492 918
vermeerderd of verminderd in elk jaar waarover de uitkering wordt genoten:
voor het gedeelte van de uitkering dat betrekking heeft op het inkomensbestanddeel, vermeld onder A van de in het tweede lid opgenomen tabel, in de verhouding waarin de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State in dat jaar afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007;
voor de helft van het gedeelte van de uitkering dat betrekking heeft op personele en materiële kosten, vermeld onder B van de in het tweede lid opgenomen tabel, in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel afwijkt van deze bezoldiging in het jaar 2007 en voor de andere helft in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni van dat jaar afwijkt van dat prijspeil in de maand juni van het jaar 2007.